Onderwerp: * Tradities van Vroeger en Nu *
Kom er gezellig bij. Hier geen verplichtingen.
Je bent direct lid. Doe je mee in het forum, dan kan je sterlid worden als beloning.
Er komen steeds verschillende thema`s aan bod.
De beheersters van de club zijn: Mystic & Thelma.
De clubset is:
Binnenkort Jarig
Enkele tradities in Nederland zijn Vader- en Moederdag, Sinterklaas, Elfstedentocht, kroketten eten, Prinsjesdag, zegeltjes sparen, haring happen, beschuit met muisjes eten, oliebollen eten met oudjaar en natuurlijk Koningsdag.
Zomerse Nederlandse tradities
Pruiken dragen Nederlandse rechters niet meer. In Engeland gebeurt dat nog wel. Waarom?
Wanneer mensen precies begonnen met pruiken dragen, en waarom, is niet bekend. De Franse koning Lodewijk XIV was er hoe dan ook vroeg bij. Dat had in zijn geval een ijdele reden: hij was kalend. En een kale koning, dat is toch geen gezicht? Wat dat betreft is er weinig veranderd: ook uit recent onderzoek blijkt dat we mannen met haar hoger hebben zitten dan mannen die kaal zijn.
Maar in de tijd van Lodewijk speelde er nog iets mee. Een kaal hoofd was namelijk een teken dat je syfilis had opgelopen. En die indruk wil je natuurlijk niet geven. De kale plekken en stinkende wonden die veroorzaakt kunnen worden door de soa, kon je met zo’n gepoederde pruik verhullen.
De pruik sloeg nadat Lodewijk hem op had gezet al snel aan bij de boven- en middenklasse van de samenleving, ook in de rest van Europa. In 1685 werd de pruik onderdeel van het Britse rechterskostuum. In het Verenigd Koninkrijk dragen rechters nog steeds een pruik. In Nederland zijn we daar al tijden mee gestopt. In Ierland werd in 2011 de stekker uit de pruik getrokken, voornamelijk om kosten te besparen. Een zo'n speciale rechterspruik kost maar liefst 2200 euro.
In Nederland dragen rechters geen pruik meer, maar wel een toga. Ze hebben beide dezelfde functie: alle persoonlijke kenmerken van de rechter wegwerken. De attributen zijn een middel om de rechter ‘neutraal’ te maken. Hij zit er niet vanwege zijn naam, zijn afkomst of omdat hij de juiste vriendjes had, hij zit daar als het goed is vanwege zijn grote kennis van wetten en zijn onpartijdigheid. En natuurlijk geeft zo’n toga het geheel ook een formeel tintje. Net zoals de dokter, die vroeger op huisbezoek ging in een zwarte frak (een soort jas).
Vroeger voor dat de gehoorapparaat er was gebruikte mensen een hoorn.
zo'n grote opening is zo groot omdat het je oor soort van vergroot waardoor je meer geluid opvangt, en zo dus mee kunt horen.
hoe groter de opening hoe meer geluid je opvangt, en tegelijkertijd verstoor je geluid om je heen.
Tradities van Vroeger
Boter & Melk 1972
Tradities ontstaan en verdwijnen weer. Dat hangt samen met ontwikkelingen in de samenleving, voortschrijdende beschaving, veranderende inzichten en nog veel meer. Ooit waren in Nederland volksvermaken als ‘palingtrekken’ en ‘katbranden’ traditie, totdat we het kwellen van dieren ongepast gingen vinden. Ook over het couperen van de staart bij bepaalde hondenrassen of een stuk gember in de kont van een paard, zodat het beest zijn staart statig omhoog houdt, zijn we anders gaan denken.
Bij sommige tradities uit andere culturen schieten we soms in de lach, zoals het stukgooien van serviesgoed bij de Grieken. In andere gevallen kunnen we alleen maar afschuw voelen: vrouwenbesnijdenis in Somalië, bloedwraak in Turkije, gearrangeerde huwelijken in Pakistan en zo zijn er nog wel meer gevoelige zaken in de sfeer van ’s lands wijs ’s land eer te bedenken.
Ook veel dichter bij huis trouwens. Onder de Duitse adel en later ook in Duitse studentenkringen hoorde je er voor de Eerste Wereldoorlog niet bij als je geen Schmiß - het litteken van een degensnee - op je gezicht had; doorgaans opgelopen bij een duel, maar vaak ook gewoon eigenhandig toegebracht. In landen als Italië en Spanje kon je nog niet zo lang geleden vrouwen tegenkomen, die na de dood van hun man voor de rest van hun leven in ’t zwart gekleed gingen. In Nederland stierf deze traditie - zelfs in conservatieve vissersdorpen - al wat eerder uit. Zoals er ook niet veel over is van het dragen van klederdracht.
Sommige tradities blijken barbaars, ongezond of gevaarlijk en worden op den duur verboden of ontmoedigd. Andere verdwijnen langzaam vanzelf. Waar zie je nog een Palmpasenoptocht? Nieuwe gebruiken adopteren we - aangewakkerd door de commercie - uit andere landen, zoals de viering van Valentijnsdag en Halloween. Moederdag bestaat ook pas sinds 1928 in Nederland en is overgewaaid uit Amerika. De vaders moesten tot 1937 wachten voor het traditie werd om ze één keer per jaar in het zonnetje te zetten.
Het is kortom een komen en gaan van tradities. Dat er na jaren gejammer nu een eind komt aan al dat vuurwerk met ziekenhuizen vol afgerukte ledematen en ogen waar geen licht meer in zit dat lijkt mij een goede zaak.
In principe kan het haringhappen gedurende het hele jaar gedaan worden. Het is echter ook een ritueel op verschillende feestdagen. Het bekendste voorbeeld hiervan is tijdens de zogenaamde vlaggetjesdag, de dag dat de nieuw gevangen haring traditioneel aan land gebracht wordt. Een ander gebruik is het haringhappen na carnaval. In de katholieke traditie is aswoensdag het begin van de vastentijd. Het is een periode van soberheid, waar geen vlees wordt gegeten. Het haringhappen is overgebleven uit deze traditie, carnavalvierders blikken nog even terug op het feest van de afgelopen dagen onder het genot van haring.
@ Clubs Meeting @ : Hier worden Club Uitjes georganiseerd.
@ Het Clubscafé @ : De naam zegt het al.
@ Vrolijk en Gezellig met elkaar @: Gezelligheid, gemoedelijkheid, dieren & meer.
@ Van alles over & in Nederland @: Alles over Nederland.
Op Alle Clubs geen Verplichtingen.
Favoriete Clubs
Alles op deze club is bedoeld om meer te laten weten over het leven van Vroeger.
Laat het weten als iets niet geoorloofd is op deze club dan haal ik het direct van de club.
Met vriendelijke groet
De eigenaar/ beheerdster van deze club.
Statistieken
Welkom bij Clubs!
Kijk gerust verder op deze club en doe mee.
Of maak zelf een Clubs account aan:
Aanbevelingen door leden:
t-h-e-l-m-aDit is een superleuke club voor mensen die van vintage en nostalgie houden.
* Moederdag, Vaderdag, Valentijnsdag, Elfstedentocht en schaatsen, 1 April, Liefdadigheidsfolklore, Boerenfolklore, Sportfolklore, Historische folklore, Schutterswezen
Moederdag
De Verenigde Staten hebben de gewone man en vrouw als held ontdekt, in plaats van als slachtoffer, wat in Europa eeuwenlang de heersende opvatting is geweest. Logisch dat daar allerlei democratische rituelen rond het individu hun oorsprong vinden die mondiaal opgang hebben gemaakt. Een van de eerste succesvolle exportproducten op dit vlak was Moederdag, al waren daar eerdere versies van.
Wij mogen gevoeglijk voorbijgaan aan goddelijke moeders als de Egyptische Isis, de Griekse Rhea en de Romeinse Kybele. Moedergodinnen werden soms, zoals Isis, afgebeeld terwijl ze een zoon de borst gaven, maar hun verering gold vooral het begin van schepping en de vrouwelijke vruchtbaarheid. 'Moederen', dat wil zeggen: opvoeden, deden ze verder niet.
In katholieke landen is moederlijke smart een favoriet onderwerp in de volkskunst. Piëta, ca 1800. www.zeller.de
Maria, moeder van Jezus, deed dat al beduidend meer. Volgens de Maria-tentoonstelling in het Utrechtse Catharijneconvent (2017) is zij binnen de orthodox-christelijke Kerk nog een hemelse koningin die haar zoon liefkoost en al biddend bemiddelt voor een ieder die haar aanroept. Binnen de katholieke Kerk daarentegen ontwikkelde zij zich geleidelijk tot een liefhebbende moeder van de Heilige Familie; bij uitbreiding beschikbaar voor iedere ziel. Lang is zij zelfs afgebeeld terwijl zij de borst geeft, of althans aanbiedt, maar dat had te maken met het feit dat borsten pas aan het eind van de Middeleeuwen taboe werden. Op Franse volksprenten roept zij ook gelovigen toe: 'Je suis vôtre mère'. Haar moederrol komt het meest tot uiting wanneer zij de dode Jezus op haar schoot neemt, de piëta, in 1499 vereeuwigd door Michelangelo en sindsdien een populair onderwerp in de volkskunst.
De katholieke kerk wijdt jaarlijks ook maar liefst zes liturgische feesten aan haar. Maria Lichtmis of Lieve Vrouwendag op 2 februari had als werelds gebruik dat vrijgezelle vrouwen op die dag een man mochten kiezen én dat getrouwde vrouwen tijdelijk de baas in huis waren. In al haar heiligheid stond Maria uiteraard voor moederschap in het algemeen, niet zozeer voor echte moeders, maar het is wel duidelijk waarom katholieken niet als eersten met een Moederdag op de proppen kwamen. Protestanten hadden daar meer aanleiding toe, daar zij de hele Mariaverering schrapten. Zelfs als Zoete Lieve Vrouwe, Troosteres der Bedroefden, vond zij niet langer emplooi, al zou in Noord-Nederland Maria Lichtmis tot in de zeventiende eeuw gevierd blijven, inclusief de omkering van rollen.
De moeder als zoogster was, hoewel steeds zeldzamer, tot in de 17de eeuw een bekende afbeelding. Portret van gravin Sophia Hedwig, echtgenote van de Friese stadhouder Ernst Casimir van Nassau, door Paulus Moreelse, 1621. Paleis Het Loo.
Echte moeders stonden centraal in de Engelse Mothering Day uit de zestiende eeuw. Op de vierde zondag in de vasten, Laetare Sunday (letterlijk: Halfvasten Zondag), kregen knechten en dienstmeisje eenmaal per jaar vrij om naar hun moederkerk, de kerk waar ze gedoopt waren, te gaan en Maria te aanbidden, en dat werd tevens aanleiding voor een bezoekje aan hun moeders - vandaar het werkwoord 'moederen' in de benaming? Dit gebruik leeft in Groot-Britannië tot vandaag en is culinair befaamd om de Mothering Cake met amandel.
Een andere voorganger van Moederdag stamt uit het brein van Julia Ward Howe, vrouwelijke rechter in Philadelphia. In 1870 riep zij alle moeders ter wereld op jaarlijks hun stem te verheffen terwille van de vrede, maar daartoe waren de moeders van die tijd niet te porren.
Een moedertattoo bij vrouwen is vrij zeldzaam, zoniet bij 'echte' mannen, bijvoorbeeld leden van motorclubs, die hun moeder als heilige vereren. www.partyflock.nl
De huidige Moederdag, met exclusief focus op de moederrol binnen het gezin, danken wij aan de liefde van Anna Jarvis uit Crafton, West-Virginia, voor haar eigen moeder Ann Reevers Jarvis. Deze vrouw, echtgenote van een methodistische dominee, had zeven van haar elf kinderen zien overlijden en wijdde desondanks al haar vrije tijd aan volksontwikkeling. Om 'better mothers, better homes, better men and women' te krijgen had zijzelf al de suggestie gedaan een dag voor iedere levende en dode moeder in te stellen. Dochter Anna maakte hiervan haar levenswerk, waarvoor zij naar verluidt alleen al tienduizend brieven verzond.
Als datum voor Mother's Day (uitdrukkelijk niet: Mothers' day, want dan zou het over het alle moeders tezamen gaan) koos zij de tweede zondag in mei, de zondag na het overlijden van háár moeder op 9 mei 1905. Zonen en dochters dienden dan een rode anjer te dragen voor hun levende moeder en een witte voor hun eventueel overleden moeder, want die hoorde er ook nog bij. Twee jaar later vond in de Episcopale Kerk van Grafton de eerste moederdag met een uitreiking van anjers plaats. In 1914 schaarde president Woodrow Wilson zich achter een nationale viering.
Als christen was Ann Jarvis uiteraard opgevoed met het Vijfde - voor katholieken zelfs Vierde - Gebod: 'Eert uw vader en uw moeder', dat nog komt vóór het gebod om niet te moorden. In plaats van respectbetoon ging het haar echter om het uiten van waardering. Mede met dank aan de commercie viel haar boodschap in Amerika direct in goede aarde. Nergens is het sentiment omtrent moeders immers zo hevig als daar, mogelijk een erfenis uit de harde pionierstijd, toen menig man slechts bij zijn moeder zachtheid en troost kon vinden. Uitgedragen mommy love was in de VS ook vrij vroeg normaal, getuige talloze bonken van kerels, zowel wit als zwart, die een aan haar gewijde tattoo op hun lichaam laten aanbrengen. Ook Elvis Presley zong eerder én voor een mondainer publiek over zijn mama dan het volkse kindsterretje Heintje in Nederland deed. Het is daarom geen wonder dat Moederdag in het land van origine nog steeds een hoogtepunt op de feestkalender vormt, met mensen die in de metro openlijk een anjer op hun revers dragen, hoge pieken in het telefoonverkeer en langdurige hugs, omhelzingen, in voorstedelijke huiskamers.
De Tijd, 10 mei 1935. Het begin van een traditie, de jaarlijkse aanbieding van de Moederdagtaart aan de Landsmoeder. De ceremoniële optocht met aan het hoofd een lakei eindigde overigens bij een zijdeur, waar een andere lakei het geschenk namens de koningin in ontvangst nam. (www.delpher.nl)
De mondiale verspreiding van het feest liet niet lang op zich wachten. Een stimulans daarbij zal zijn geweest dat de strijd voor een beter positie van de vrouw gelijktijdig begon. In 1922 ontstond daartoe op 8 maart de Internationale Vrouwendag. Drie jaar eerder had Nederland vrouwenkiestrecht gekregen, maar getrouwde vrouwen moesten tot 1957 wachten voordat zij handelingsbekwaam werden en tot 1970 voordat zij hun echtgenoot niet langer hoefden te gehoorzamen. Moederdag kon bij deze strijd als het ware de gezellige muziek in huis verzorgen.
In Amsterdam organiseerde het Leger des Heils in 1916 voor de eigen leden een 'Moedersdag', die eruit bestond dat elk kind zijn moeder 'uit liefde en dankbaarheid' een witte bloem schonk, liefst een hele ruiker. In 1925 propageerde de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij voor Tuinbouw en Plantkunde een eerste landelijke Moedersdag. In navolging van haar Amerikaanse evenknie was haar motto: 'Say it with flowers', toen nog stroef vertaald als: 'Laat bloemen Uw tolk zijn'. Om de zondagrust niet te verstoren plaatste de maatschappij het feest aanvankelijk doordeweeks en zij sprak consequent van moeders-dag, dus niet van een geïndividualiseerde moeder-dag, zoals Anna Jarvis wenste.
Aan die wens gaf wel gehoor de Nederlandsche R.K. Bond voor Groote Gezinnen, die in 1931 het 'initiatief' tot een Dag der Moeder nam. Deze Bond had wat anders in gedachten dan louter liefdesbetoon. Het toenemend aantal pleitbezorgers van geboortebeperking dat zich in de media liet horen, verdiende een fiks weerwoord. De Bond zal enigszins van zijn à propos zijn gebracht doordat in hetzelfde jaar paus Pius XI Maria Moederschap op 11 oktober invoerde, maar dat werd geen succes. Veel katholieke landen gebruikten voor dit oogmerk Maria-ten-hemelopneming op 15 augustus. België, althans Antwerpen en omgeving, kent op die datum al sinds 1913 een eigen Moederkensdag.
Fête de la maman, Constant Cap, 1885. In aanwezigheid van haar dienstbode en een gouvernante (?) ontvangt de vrouw des huizes een attentie van haar dochter. Mogelijk gaat het hier om een verjaardag maar de afbeelding verduidelijkt waarom bourgeoisdames niet om een extra Moederdag zaten te springen. www.seeallthis.com
Intussen roerde ook de middenstand zich. De Koninklijke Nederlandsche Maatschappij voor Tuinbouw en Plantkunde had al in 1927 30.000 tulpen onder Rotterdamse schookinderen uitgereikt en bloemisten namen in de jaren dertig dit initiatief over. Op deze manier zouden in Nederland tulpen wel de dure anjers als Moederdagsymbool verdringen en de weg vrijmaken voor rozen; nu het meest gewild.
Op hun beurt begonnen banketbakkers hun etalages met speciale baksels op te tuigen. Een belangrijk signaal gaf het Koninklijk Huis af: sinds 1935 mocht een afvaardiging uit die branche jaarlijks een Moederdagtaart aan de Landsmoeder aanbieden, de 'moeder der moeders'. Bladen als Libelle en Margriet, in die tijd ontstaan, haakten hier weer op in en vermoedelijk zijn zij het geweest die van de eenvoudige bloemenhulde een hele dag van vertroeteling hebben gemaakt, met een tijdelijke omkering van de verhoudingen die aan de katholieke Lieve Vrouwendag doet denken.
Belgische voorlichting over busvervoer uit 2003, met een boze 'moeder de vrouw'. Op de afbeelding kwam wel kritiek, want zij zou 'genderbevestigend' werken. Overigens was de deegrol samen met de pollepel vooral een wapen tegen de ongehoorzame echtgenoot. Voor ongehoorzame kinderen hing de mattenklopper binnen handbereik. www.zorra.gendersquare.org/Ads/2993/Gal_Vervoer_delijn0103.htm
Bourgeoisdames met een inwonend dienstmeisje taalden niet naar zo'n feest: zij leidden al een prinsessenleventje en om dat op één dag van het jaar nog eens te benadrukken, zou hen in feite te kijk hebben gezet. En een enkele fijngevoelige ziel zal zich ongemakkelijk hebben gevoeld bij haar reductie tot een rol, zoals ook niet iedere secretaresse staat te springen om de jaarlijkse Secretaressedag (eveneens van Amerikaanse oorsprong; sinds 1989 hier). Maar de meeste huisvrouwen leidden destijds een zwaar bestaan: volgens een Philips-enquête uit 1964 besteedden zij gemiddeld zestig uur per week aan het huishouden (inmiddels is dat 21 uur). Ze werden daarom graag een keertje in het zonnetje gezet. Hoewel Moederdag hier nooit als in Amerika een officiële status kreeg, verspreidde het feest zich vanuit de stad over het platteland; in de jaren zestig werd als laatste de provincie Zeeland veroverd.
Vooral sprak aan de boodschap dat moeders niet louter een sloof met een schort om hoefde te zijn, die als een Edith Bunker uit All in the family permanent door haar huis draafde om haar gezinsleden ter wille te zijn. In die zin heeft Moederdag menige huisvrouw een vleugje glamour en trots bezorgd. Omgekeerd kon zij zich desgewenst wat liever en charmanter gaan uiten. Een oud en ietwat bizar beeld was immers dat van 'moeder de vrouw', dus zowel moeder als vrouw, waarvan geen mannelijke equivalent bestaat. Een moeder de vrouw die haar man en kinderen voornamelijk uitfoeterde, was in volkswijken beslist geen onbekend fenomeen. Op de Nederlandse televisie was zij tot in de jaren zeventig te aanschouwen in de serie Coronation Street. Tot die tijd brachten bladen als De Lach en De Uitkijk ook regelmatig cartoons met moeders die gewapend met een deegrol achter de voordeur wachtten op de thuiskomst van hun man. Het is veelzeggend dat zulke cartoons nooit meer verschijnen.
1967: Mama, monsterhit van Heintje. 'Jij bent de liefste van de hele wereld' moet wellicht gelezen worden als: 'Jij bent de enige lieve in de wereld'. Postkaart door www.boomerang.nl
Het feminisme van de jaren zeventig van de vorige eeuw leek even roet in het eten te gooien. Geharnaste woordvoerdsters daarvan zagen in Moederdag een complot om moeders tot hun oerfunctie te beperken. Tegelijk verminderde het algehele enthousiasme enigszins doordat het hedendaagse huishouden dankzij allerlei apparatuur en een laag kindertal geen dagtaak meer oplevert. De beklaagden zelf lieten zich echter hun feestje niet meer afpakken. Moeders met een parttime baan hebben het trouwens net zo druk als moeders destijds met een huis tjokvol kinderen.
Op basisscholen wordt daarom veel aandacht aan het feest geschonken, waardoor het tevens tot in alle lagen van de bevolking is doorgedrongen. Traditioneel kreeg een moeder een ontbijt op bed, en dat is nu een brunch geworden. En niet alleen bloemisten, ook handelaren in elektrische apparaten beleven tegenwoordig recordomzetten rond Moederdag. De Telegraaf meldde in 2013 dat zestig procent van de Nederlanders iets aan de dag deed.
Ondertussen heeft het moederbeeld de laatste decennia drastische wijzigingen ondergaan. De christelijke Ave Maria behoort vanwege de deconfessionalisering nagenoeg tot het verleden. Net als bij de elite reeds het geval was, spelen moeders in moderne gezinnen niet langer de tweede viool en zijn zij de vrouw des huizes geworden, náást of in plaats van de heer des huizes.
Zelfs als moeder zijn zij inmiddels meer dan dat, want volgens trendwatchers kunnen zij zich in allerlei gedaanten voordoen: kostwinster, academische thuisblijfmoeder, bewust ongehuwde of gescheiden moeder, babemoeder, cougar (met een toyboy jonger dan haar eigen kinderen) en MILF - een iconische seksmoeder! Vooral de laatste behelst niet minder dan een revolutie. De huwelijkse staat van een vrouw was tot voor kort voor buitenstaanders een domper op erotische fantasieën. Moeders plachten hun lichaam zedig te verhullen in een mantelpakje of ruime jurk. De vroegere elite kende wel de overjarige diva, een struise dame in strapless gewaad en met een dikkere buik dan billen, maar zij herinnerde slechts aan seks. Kennelijk is er op dit vlak nogal wat gewijzigd. Alsof het de normaalste zaak van de wereld is begon dj Ruud de Wild op Radio 538 in 2008 voorafgaand aan Moederdag een verkiezing van 'de lekkerste BN-moeder', waarop de winnares doorgaans blij verrast en dus bewilligend reageerde.
De vraag lijkt daarom gerechtvaardigd: ontwikkelt de ouderwetse Moederdag zich langzamerhand niet tot Omadag? Sinds koningin Maximà als rolmodel fungeert is voor menig bakfietsmoeder elke dag Moederdag én Internationale Vrouwendag.
----------
* De VS kent sinds 1978 een 'Grandparents Day', de eerste zondag na Labor Day in september. President Jimmy Carter heeft zich daar persoonlijk sterk voor gemaakt, met als reden dat Amerikaanse grootouders doordeweeks een grote rol vervullen in de opvang van kleinkinderen. Negen landen hebben dit voorbeeld inmiddels nagevolgd. In Nederland is alleen nog een goede vertaling voor zo'n dag beschikbaar: Opa-en-Omadag.
* Voor de volledigheid meld ik dat in 1934 in de stad Amarillo, Texas, een eerste Mother-in-Law's Day plaatsvond. In Amerika worden nog steeds pogingen ondernomen om Schoonmoederdag, op de vierde zondag van oktober, van de grond te krijgen maar zonder succes. Blijkens onderstaande omslag van een boek van Philippe Bercovici ontwierp de paradijselijke schoonmoeder al de deegrol.
* Voor wie niet wil geloven dat er een MILF-verkiezing bestaat: in 2014 kwam Chantal Janzen voor de derde keer als winnares uit de bus, zie http://nederlandsmedianieuws.nl/media-nieuws/538-chantal-janzen-milf-2014.html
* sinds 1956 kent de Arabische wereld een Moederdag op 21 maart, een Egyptisch initiatief. Maar de datering op de internationale kalender verraadt al dat dit alleen onder wereldse moslims een gebruik is geworden, strenggelovige moslims verwerpen die dag als een Westerse immitatie.
Vaderdag
Sinds de Middeleeuwen kent de katholieke Kerk een feest voor vaders op 19 maart, als hun patroonheilige Jozef van Nazareth wordt herdacht. In Italië, Spanje, Portugal en delen van Latijns-Amerika leeft die dag nog steeds. De protestantse wereld kent geen heiligen; daar was het wachten op een seculiere Vaderdag, die er pas kwam nadat Moederdag van start was gegaan. Een zekere Sonera Dodd wilde net als met moeders gebeurde haar vader William Smart in het zonnetje zetten, omdat hij, een oorlogsveteraan die zijn vrouw tijdens een bevalling verloor, op een kleine farm in de staat Washington zijn zes kinderen alleen opvoedde. Op 19 juni 1910 organiseerde zij in de naburige stad Spokane de eerste Father's Day. Andere steden volgden en in 1924 ondersteunde president Calvin Coolidge het voorstel om er een landelijk festijn van te maken. Maar het zou tot 1966 duren voordat president Johnson de derde zondag van juni tot Father's Day proclameerde.
De internationale viering kwam even traag als in de Verenigde Staten op gang, en dat is niet onbegrijpelijk. In het westerse gezin bezat de vader tot in de jaren zestig een overheersende positie. Hij was een figuur om te vrezen, niet om affectie aan te betonen. Op familiekiekjes zag hij er zelfs in zijn genoeglijkste bui nog als een opa uit. Een feest waarop hij voorrechten genoot die hem het hele jaar al ten deel vielen, had eenvoudig geen nut. Een tijdelijke omkering van de rollen, zoals op Moederdag plaatsvindt, zou op Vaderdag betekend hebben dat vader nu eens niet de baas speelde en zich dienstvaardig gedroeg.
Leeuwarder Nieuwsblad, 1 oktober 1937. Aankondiging van eerste landelijke Vaderdag in Nederland. Merk op: de getoonde vader zou tegenwoordig een grootvader zijn. (www.delpher.nl)
Geen wonder dat in Nederland niet idealisten het initiatief tot een Vaderdag namen, zoals bij Moederdag was gebeurd, maar winkeliers. In 1935 meldde Het Vaderland dat diverse tabakszaken in Den Haag zo'n dag in hun etalages aanprezen, en twee jaar later verkondigde de Nederlandsche Bond van Sigarenwinkeliersvereenigingen (!) daarmee landelijk aan te vangen. Om een of andere reden koos men hiervoor als datum de eerste zondag in oktober. Lang bleef het vervolgens stil, maar in 1948 liet de Nederlandsche Bond van Herenmodedetaillisten weten tot een 'normalisatie' van Vaderdag over te gaan, en dus de derde zondag van juni te kiezen. Voor zover Vaderdag überhaupt tot enige opwinding voerde, was dat ditmaal omdat er plotseling twee van zulke dagen bestonden, want de sigarenboeren stemden niet onmiddellijk met deze verandering in. Het jaar daarop was het pleit ten voordele van de internationale datum beslecht.
Niettemin, sinds 1970 vindt er een doorbraak in eeuwenoude rolpatronen plaats. Vanaf dat jaar zijn vaders voor de wet niet langer gezinshoofd, zij delen het ouderlijk gezag met hun vrouw. Als om aan die wet uitvoering te geven verrichten zij nu huishoudelijke taken die kort geleden als onmannelijk werden beschouwd: zij lopen achter wandelwagens en verschijnen op ouderavonden. Ter bescherming van zichzelf roepen zij ook nimmer meer het Gebod 'Eert uw vader en uw moeder' in, want ze willen liever een raadgevende vriend van hun kinderen zijn. In het verlengde hiervan ogen ze ook beduidend jeugdiger en minder gestreng. Zelfs hun oriëntatie op het krijgen van kinderen lijkt anders te zijn geworden, getuige het wonderlijke zinnetje: 'Wij zijn zwanger' of 'Wij zijn in verwachting', dat moderne mannen niet eens voor de grap debiteren. En ze verbazen hun eigen vaders met vertederde verhalen over 'de kleine', alsof hun levensbestemming met die kleine samenvalt.
Gevoelsmatig bestaat er tot vandaag een verschil tussen Moederdag en Vaderdag, zo spreekt uit deze kleurplaten voor kinderen. Waar moeder (boven) onvoorwaardelijk wordt toegezongen dat ze beste is, moet de vader (onder) daar duidelijk iets voor doen. www.makemyday.nl
In zo'n situatie krijgt Vaderdag zin. Een opstapje ernaartoe biedt trouwens de wekelijkse 'papa-dag' die veel gezinnen al kennen: de dag waarop vaders de kinderzorg van de werkende moeder overnemen. Los hiervan doet zich vanwege de vele echtscheidingen ook steeds vaker het fenomeen van een tweede vader voor, met wie een band moeten worden aangegaan. En dan zijn er nog de Dwaze Vaders, gescheiden mannen zonder contact met hun kinderen, die sinds 1989 aan de weg timmeren. Actievoerders onder de naam Fathers4justice deden op Vaderdag van zich spreken door verkleed als de kinderhelden Batman en Zorro woordeloos op gebouwen te posteren. Veelbetekend is dat de wetgever spoedig op hun hand raakte. In 2009 werd namelijk het gelijkwaardig ouderschap ingevoerd, waardoor vaders na een scheiding altijd contact met hun kinderen kunnen behouden, ook al weigeren ze een cent aan de opvoeding ervan bij te dragen en zitten ze hun ex voornamelijk dwars.
Basisscholen prepareren zich daarom tegenwoordig terdege op de derde zondag in juni. Ook cadeauwinkels (niet langer: sigarenboeren) doen dan goede zaken. Vaderdag heeft ongetwijfeld toekomst, misschien nog wel meer dan Moederdag. Hoogleraar sociale demografie Jan Latten geeft voedsel aan die gedachte. Hij meldde in 2015 tot veler verbazing dat jonge vaders 62 uur per week aan hun baan en hun gezin besteden, tegen jonge moeders slechts 54 uur. Zoals vroeger in veel gezinnen elke dag een soort Vaderdag was, zo is dat tegenwoordig blijkbaar met Moederdag het geval.
Het is overigens frappant dat de opkomst van Moederdag en Vaderdag gelijk is opgegaan met de verdwijning van Onnozele Kinderen. Onnozele Kinderen, dat zoals bekend verwijst naar de moord op de kinderen van Bethlehem door de Romeinse koning Herodus, die wilde voorkomen dat een nieuw geboren koning hem kon verdrijven, wordt in de katholieke kerk al sinds de zesde eeuw op 28 december gevierd. In de Middeleeuwen ontstond in Frankrijk het gebruik dat kinderen op die dag een kinderbisschop kozen en in optocht langs de straten trokken. Protestanten namen direct afscheid van Onnozele Kinderen, maar bij katholieken staken op die dag de kinderen zich in de kleren van hun ouders en deelden thuis en op school de lakens uit. Ook liepen zij met eisliedjes langs de deuren ('Geeft de moerkens en de vaarkens wat'). Aldus handhaafde het feest zich in Brabant en Limburg tot na de Tweede Wereldoorlog; alleen Venlo heeft het onder benaming Allerkinderen weten te handhaven. Waarom is deze traditie uitgestorven? Waarschijnlijk omdat de omkering die erachter zat, geen wensdroom meer vertolkte. Ook wie niet met de Franse schrijver Roger Vitrac meent dat kinderen inmiddels de macht in handen hebben, zal het met de stelling eens zijn dat kinderen tegenwoordig in het gezin meer aandacht genieten dan menig ouderpaar.
Valentijnsdag
De Amerikaanse invloed heeft Nederland nòg een ritueel opgeleverd, Valentijnsdag, genoemd naar de heilige Valentinus. De herkomst van deze Valentinus is zeer onduidelijk. Kerkhistorici gaan ervan uit dat hij een derde-eeuwse martelaar uit het Romeinse Rijk was, maar daarvan waren er al minstens twee: een priester in Rome, die volgens de legende heimelijk soldaten huwde terwijl keizer Claudius II vrijgezellen op het slagveld eiste. Èn een bisschop in Terni, Umbrië, die de avond voor zijn terechtstelling de blinde dochter van zijn cipier een briefje schreef, dat zij de volgende dag wonder boven wonder kon lezen: 'Van je Valentinus', stond erop.
Volgens www.heiligen.net menen kerkhistorici inmiddels dat deze twee martelaren toch een en dezelfde persoon vormen. Hoe dit ook zij, de inwoners van Terni zijn ervan overtuigd dat hun Valentinus de echte is. De basiliek ter plaatse bewaart relieken van hem en biedt sinds eeuwen koppeltjes een decor om elkaar liefde en trouw te beloven.
Litouwse Sint Valentinus als genezer van een blind meisje en een zieke baby, overeenkomstig zijn 'gezonde' naam. www.heiligen.net
Het verhaal over de Romeinse priester verklaart de rol van Valentinus in de liefde. En de bisschop van Terni op zijn beurt verstuurde bij wijze van spreken de eerste Valentijnskaart in de geschiedenis. Omdat Valentinus in het Latijn 'gezond' betekent ligt het voor de hand dat hem tevens genezende kracht werd toegekend, waarvan de bisschop van Terni al een treffend staaltje ten beste had gegeven. Hij ging inderdaad als schutspatroon gelden bij vallende ziekte, beroerte, wratten, koorts en reuma. Duitsers claimen evenwel zeer beslist dat die rol aan een derde heilige van deze naam is ontleend: St. Valentin von Rätien, een bisschop van Passau die in het jaar 475 stierf en oorspronkelijk uit de Lage Landen kwam. Feit is in elk geval dat in Oost-Europa Valentinus als genezer aanvankelijk sterker de nadruk kreeg dan als postillon d'amour.
Om het nog ingewikkelder te maken zou een vierde naamgenoot de bekende rode rozen van het feest hebben ingebracht: een nederige middeleeuwse monnik in Zuid-Italië, die zieke mensen uit eigen tuin zulke bloemen ter hand placht te stellen. Hiervan kan gezegd worden dat de Romeinen rode rozen al amoureuze kwaliteiten toedichtten; deze waren zelfs ontsproten aan de nectar die de god van de liefde Cupido had gemorst. Bovendien vierden de Romeinen daags na wat als officiële sterfdatum van Valentinus te boek staat: 14 februari 269, een vrij heftig vruchtbaarheidsritueel: de Lupercalia, waarbij halfnaakte jongemannen rondrenden om huwbare meisjes met riemen te geselen. De band tussen Valentinus en de voortplanting lijkt hiermee wel gesmeed.
De Engelse dichter Chaucer refereerde in 1382 in The Parlement of Fowles als eerste aan het bestaan van een Seynt Volantynys day - whan euery bryd comyth there to chese its make, vrij vertaald: 'als iedere vogel een maatje kiest'. Dit laatste verwijst naar het grappige volksgeloof dat op 14 februari alle vogeltjes daadwerkelijk paren. In Frankrijk en Engeland namen edellieden, al dan niet getrouwd, de gewoonte aan op die dag liefdesgedichten en -brieven te versturen, inclusief een met pijlen doorboord hart als illustratie. Die pijlen gebruikte Cupido reeds, en het hart was aanvankelijk een anatomisch correcte pomp en zou later pas de bekende boogjes aan de bovenzijde krijgen - volgens de etholoog Desmond Morris een reflectie van vrouwelijke billen maar dan bottom-up. Met zoveel zinnelijkheid in de lucht kon paus Paus Alexander niet achterblijven, hij verklaarde in 1495 Valentinus tot patroonheilige van geliefden en van bijen die zoals bekend voor bevruchting zorgdragen.
Rond 1600 liet Shakespeare in Hamlet zien dat het feest inmiddels ook aanleiding gaf tot actieve werving: 'Morgen is 't Valentijnsdag, Bij d'eerste ochtendschijn, Kom ik aan uw venster, verheugd, Uw Valentine te zijn'. Groepjes plattelandsjongeren kwamen op die dag in alle vroegte samen om een Valentine te kiezen, wat ook wel per lot werd bepaald. Gedurende een heel jaar bleven zij dan op proef met elkaar verbonden. Deze directheid moet bij de stadse burgerij al vroeg verdwenen zijn, want onder haar ontwikkelde 14 februari zich juist tot een gelegenheid voor anonieme liefdesverklaringen. Eerst ging dat middels een brief en later middels een kaart, die in het discrete Victoriaanse tijdperk, dus in de tweede helft van de negentiende eeuw, bijna de enige manier werd om met een meisje het eerste contact te leggen.
In andere landen ontstonden eigen varianten van Valentijnsdag, zoals het Duitse Vielliebchentag, waarop jongens en meisjes die 's ochtends als eersten buiten verschenen tot koppelvorming werden verplicht. In Nederland gebeurde dit niet. Uiteraard schreef men hier ook liefdesbrieven: de Universiteit van Leiden bewaart er een uit circa 1400, waarop zelfs een doorboord hart is afgebeeld. Maar calvinisten hielden niet van de roomse santenkraam, en nog minder van romantische zwijmelarijen. Het Nederlands ontwikkelde niet eens goede vertalingen voor troetelwoordjes als lovebirds en sweethearts, die met Valentijn samenhangen. En wat te denken van termen als 'poepie' en 'scheetje' die hier in de liefde niet ongebruikelijk zijn? Engelsen, Fransen en Duitsers vloeken tegen elkaar met eschatologische zaken!
Ook onder katholieken hier te lande bleef Sint Felten of Velten, zoals Valentinus verbasterd heette, een kleine heilige. Naar het Duitse voorbeeld telde vooral zijn helende kracht. Een sint die met epilepsie, wratten, reuma en koorts werd geassocieerd, was echter niet gewild bij de naamgeving van parochies en hij ontbreekt ook nagenoeg in de overvloed aan gipsen heiligenbeelden uit de negentiende eeuw. Wel bevindt zich in het Brabantse Westerhoven een Sint Veltenput, waarvan het water tegen de genoemde kwalen bescherming zou bieden. Ook schijnt menig katholiek op zijn heiligdag een lange wandeling te hebben gemaakt, maar het gezegde 'Loop naar Sint Felten' betekende iets als 'Loop naar de pomp' of 'Krijg de pip'.
Oudst bewaard gebleven liefdesbrief van Nederland, ca 1400, mogelijk zelfs een Valentijnsbrief, want hij is op rijm, ondertekend door een anonieme 'jonchere' en toont een doorboord hart (dat bovenaan nog niet de ronde boogjes bevat). UB Leiden
Via Amerikaanse films maakte Nederland na de Tweede Wereldoorlog kennis met weer een nieuwe versie van Valentijnsdag. Amerikaanse bloemisten en bakkers hadden met lede ogen aangezien dat het feest een intiem, particulier gebeuren bleef en hervormden het tot een algemeen liefdesfeest. Geliefden dienden elkaar op die dag met hun koopwaar te verrassen, niet in beslotenheid maar voor iedereen zichtbaar. In navolging hiervan ging de Nederlandse Bloemistenbond vanaf 1953 een gelijksoortige actie voeren, waarbij de doelgroep zelfs nog werd uitgebreid tot mensen die zich belangeloos voor de samenleving hadden ingezet. Veel respons kreeg de bond aanvankelijk niet. Nederlanders keken al met verbazing naar Hollywoodfilms uit die tijd, waarin ouders en kinderen elkaar frank en vrij omhelsden en I love you toevoegden. En dan was er de bedenkelijke rol die de commercie trachtte te vervullen. Als er al landgenoten waren die een Valentijnskaart verstuurden dan was dat om iemand te plagen of op een dwaalspoor te zetten.
Niettemin sloeg de vonk geleidelijk over. Welicht hielp hierbij dat de dag volledig seculariseerde, omdat de katholieke Kerk Valentinus in 1969 uit de liturgie schrapte vanwege alle verwarring rond zijn persoon. Anderzijds werden Nederlanders expressiever in aanhankelijkheid, zoals blijkt uit de onstuitbare opkomst van de Brabantse Drieklapper in de jaren tachtig van de vorige eeuw, waarmee zij binnen de westerse wereld alleen de Fransen ten oosten en ten westen van Parijs achter zich lieten, want die wisselen vier bisous. En na de milleniumwende zou de Amerikaanse hug voor mannen nog gretig volgen. Onder invloed van psychologen spraken moderne landgenoten ook niet langer over hun liefdes en vriendschappen maar over hun 'relaties', totdien een term die voor het zakenleven bleef gereserveerd. Bij relaties hoort natuurlijk relatiebeheer, en Valentijnsdag paste daar uitstekend in.
Achteraf valt vrij nauwkeurig te bepalen wanneer het pleit ten gunste van de nationale lovebirds en sweethearts werd beslist. De site www.delpher.nl waarop historische kranten integraal zijn weergegeven, biedt in 1988 voor Valentijnsdag slechts twintig resultaten, in 1992 tweehonderd, dus het tienvoudige.
Inmiddels staat de Dag der Liefde stevig op de kalender, zij het nauwelijks meer als gelegenheid tot geheime liefdesuitingen, waartoe internet immers aanzienlijk ruimere mogelijkheden biedt. Het is vooral een dag ter bevestiging van bestaande banden geworden, - ook internationaal, want in het Franse dorp Roquemaure, dat tevens relieken van Valentinus herbergt, speelt zich sinds 1988 jaarlijks een heus Kusfestival af, waar paartjes van heinde en verre naartoe komen.
In 2012 meldde Q&A Research & Consultancy dat een kwart van de bevolking iets aan het feest deed, hoewel dat in 2007 nog een derde was. Het verschil hiertussen wordt waarschijnlijk verklaard door de vermindering van postkaarten, ooit de voornaamste drager van de dag. Liefst 84 procent van de deelnemers verklaarde namelijk hun geliefde dan een cadeautje of een diner te schenken, vis à vis en onder begeleidende zoentjes. Desgevraagd prefereerden velen zelfs Valentijnsdag boven Moeder- en Vaderdag en dat is begrijpelijk: bij Valentijn gaat het om een geselecteerd persoon en niet om een gegeven personage.
Hoe een traditie in beweging kan blijven! Een laatste ontwikkeling is dat christenen Valentijnsdag aangrijpen om aan het huwelijk te werken, met cursussen en praatsessies gedurende de hele voorafgaande week. De bedenker hiervan is de Engelsman Richard Kane, die eens in een drukke bouwmarkt stond en zich realiseerde dat mensen wel veelvuldig aan hun huis sleutelen maar niet aan het partnership dat daar onderdak vindt. Vanaf 1996 in Engeland en vanaf 2009 in Nederland kennen nu alle westerse landen een eigen Marriageweek.
Elfstedentocht en schaatsen
De Friese Elfstedentocht is zonder twijfel het grootste festijn van Nederland, maar vertel Friezen niet dat het een Nederlands festijn is. Over de geschiedenis ervan raakt steeds meer bekend. De vroegste vermelding van de Tocht der Tochten zou dateren uit 1749 in een bundel getiteld De winter, in drie zangen van B. Bornius Alvaarsma. Hij spreekt daarin van een zekere Pier die 'gelijk een vogel door de lucht kan vliegen over het ijs' en op één dag 'ellef steden van Vriesland' heeft rondgereden. De bedoelde elf steden vormden reeds in de middeleeuwen een begrip: Leeuwarden, Sneek, IJlst, Sloten, Staveren, Hindelopen, Workum, Bolsward, Harlingen, Franeker en Dokkum waren toen de enige plaatsen in de provincie met stadsrechten. Een rit erlangs over het ijs bedraagt minstens 199 kilometer en moet als begin- en eindpunt de provinciehoofdstad Leeuwarden hebben, anders telt het niet.
Uit 1809 stammen de eerste geboekstaafde schaatsers die dat hebben volbracht: Pas Andrise en Pas Geerts. Groepjes waaghalzen volgden nadien hun voorbeeld, waarbij het meteen gebruikelijk werd om die prestatie vast te leggen middels handtekeningen van getuigen aan land, wat tegenwoordig met stempels gebeurt.
In de barre winter van 1890/91 nam de beroemde Pim Mulier, de aartsvader van de sportbeoefening in Nederland, deel aan zo'n groep. Hij was het die opperde de rit via een vereniging bekend te maken. In 1909 schreef de Friesche IJsbond de eerste officiële editie uit. Op 15 januari van dat jaar presenteerde de Vereniging De Friesche Steden zich, die momenteel bijna 33.000 leden telt, waarvan een klein aantal startrecht heeft en de rest door loting een startkans.
De populariteit van de Elfstedentocht begint natuurlijk met schaatsen...
Als het begint te vriezen, zo formuleerde iemand eens, ontdooit iedere Nederlander. Net als andere rituelen geeft schaatsen het gevoel in een andere, nog onbesmette werkelijkheid te belanden. Het biedt volgens mij ook instant-bevrediging: in de kou word je pas echt warm door te schaatsen, een betere dope is er niet. Dit laat de vraag onbeantwoord waarom Nederland eigenlijk de enige schaatsnatie ter wereld is geworden. Zelfs de enige beschermheilige van schaatsers is een Nederlandse: Lidwina van Schiedam (1380 - 1433). Zij dreigde als twaalfjarige te worden uitgehuwelijkt en bad tot God om een ongeneeslijke ziekte, maar het werd een val op het ijs die haar levenslang aan bed kluisterde.
Cultuurhistoricus Herman Pleij noemt schaatsen de triomf over hetzelfde water dat in onze gewesten zo vaak rampspoed bracht. Hebben Nederlanders hierom al een reden hun ijzers onder te binden, vanaf de bevroren sloten en meren kunnen zij tevens met voldoening kijken naar het land dat zijzelf hebben aangelegd. Dit gevoegd bij het feit dat op het ijs de verschillen tussen mensen onmiddellijk wegvallen en iedereen je en jij wordt, lokt de grote massa naar de oevers zodra zich serieuze vorst aandient.
Zeker hoort schaatsen sinds mensenheugenis bij Nederland, ook iconisch. Elke bevroren vijver met schaatsers erop doet onmiddellijk denken aan de schilderijen van Hendrick Avercamp, alsof de zeventiende eeuw waarin hij leefde nog voortduurt. Zelfs het werk van zijn tijdgenoot Rembrandt blijft meer in de geschiedenis hangen. Desondanks telt Nederland ook miljoenen landrotten, voor wie ijs iets is om doorheen te zakken of om je enkels op te verzwikken en die juist de neiging vertonen er vanaf te gaan.
Ook bestaat er een wezenlijk verschil tussen het gezellige gekrioel rondom een Koek & Zopie op een onder water gezet weilandje én het processie-achtige stayeren in buitengebieden. Waarom die ellenlange tochten en het vermoeiende klunen om aan gene zijde van een dijk of brug verder te kunnen racen? Ter verklaring wordt vaak naar het calvinisme verwezen, met zijn sobere minimalisme en 's mensen weg door het donkere dal. Maar waarom zijn dan zoveel topschaatsers uit Brabant afkomstig? Me dunkt dat het polderlandschap zelf de oplossing biedt. De ruimtelijkheid ervan is zo overweldigend en onrustbarend dat schaatsers automatisch gaan jakkeren. Ter vergelijking: ook honden beginnen onmiddellijk te rennen zodra ze een open vlakte, bijvoorbeeld een strand, betreden. Dat het polderland in elk geval een rol speelt blijkt uit het gegeven dat bosrijke en bergachtige landen als Zweden en Oostenrijk beduidend grotere ijsvlakten kennen maar nauwelijks stayers opleveren.
Vanwege ettelijke kwakkelwinters zijn er tot nu toe slechts vijftien edities van de Elfstedentocht gehouden, maar dat waren wel nationale gebeurtenissen. Het werkt als een soort tweetrapsraket: omdat het in eerste instantie een Friese aangelegenheid lijkt, krijgt het Hollandse chauvinisme als het ware vakantie, waardoor het niet gematigd wordt door kritische geluiden en ongestoord tot gigantische proporties kan uitdijen. Sterk is natuurlijk ook de afwezigheid van iedere commercie en het vele vrijwilligerswerk dat anoniem wordt verricht. Een extra aantrekkelijkheid biedt het volgehouden democratisch ideaal. Diverse tochten zijn afgeblazen om wedstrijdrijders en tourrijders, in totaal 16.000 mannen en vrouwen, op één dag te kunnen laten starten.
En dan is er het nostalgische aspect. De provincie Friesland vormt natuurlijk het concentraat van alles wat typisch Hollands was. Makummer aardewerk, Hindelooper meubels, Beerenburger, King-pepermunt, warme chocolademelk en dikke erwtensnoep die 'snert' heet, - tevens een aanduiding voor 'waardeloos' en 'smerig'; protestantser kan het bijna niet. Ook herbergt de provincie nog burgermannen die zich als ijsmeester of rayonhoofd onwrikbaar aan conventies houden en desondanks een heldenrol toegeschreven krijgen. Als je hun gedrag relateert aan wat een gemiddelde televisieavond aan non-conformisme biedt, dan lijkt de Elfstedentocht wel een omkeringsritueel. IJspret blijft ook altijd ijspret, zonder vechtpartijen en vernielingen. Volgens de oud-Surinaamse columnist Prem Radhakishun zijn Nederlanders eigenlijk nooit beter te genieten dan tijdens een Elfstedentocht.
Maar zelf als de Tocht der Tochten niet doorgaat, valt er veel te beleven. De ban op iedere scheepvaart, de gemalen die stilvallen. Het peilen der ijsdikte, het verschil tussen zwart ijs en fondant ijs en tussen vorst die voor ijsgroei zorgt of voor 'technische dooi'. En dan de tweeëntwintig rayonhoofden die onder grote belangstelling samenkomen. Compromissen zijn niet mogelijk, de Statenbijbel heerst. 'It sel heve' of 'it giet oan'... In 2012, na vijftien jaar snakken, duurde de Elfstedenkoorts drie elektriserende maar vergeefse dagen, die leerden dat voorpret net zo teleurstellend kan eindigen als een verloren kampioenschap.
1 April
Op 1 april stuur je de gekken waar je wil en verloor Alva zijn bril. Er is een claim dat 1 april een Nederlandse bron heeft, met de verwijzing naar Alva die bij Den Briel bij de neus werd genomen. Maar aprilgekken zijn aanmerkelijk ouder en bovendien niet tot Nederland beperkt. De Romeinen kenden al een vergelijkbare dag met de aanstekelijke naam Hilaria. De Engelsen kennen hun april-fools en de Fransen hun poisson d'Avril - naar de gewoonte om een uitgeknipte papieren vis op iemands rug te plakken. In Frankrijk zou poisson d'Avril zelfs uitgroeien tot een variant op Valentijnsdag, met ansichtkaarten die geheime liefdesverklaringen bevatten, opgesierd door vissen, die dan immers hun paaitijd beleven en vanwege een visverbod daar ook ongestoord van mogen genieten.
Het is in Nederland met 1 april hetzelfde gegaan als met andere vermaken. Was het fopfeest oorspronkelijk iets waaraan ook volwassenen van hoog tot laag deelnamen, in de negentiende eeuw deden dat volgens Ter Gouw alleen nog kinderen en 'hogereburgerschoolsjongeheren'. Eenvoudige misleidingen - 'je schoenveter zit los' - waren de essentie, met ter afsluiting de kreet: '1 april, kikker in je bil', ook een fopperij immers, maar een die niet kán kloppen, zodat het voorgaande duidelijk wordt.
In de tijd van Ter Gouw bestond het kantoorwezen nog nauwelijks, maar dat zou een nieuwe bedding bieden voor 1-april. Kantoorhumor bestaat min of meer bij de gratie van malle opdrachten, zoals het laten halen van een doosje stippellijntjes of het dossier van het vijfde kwartaal. Vlamingen noemen 1 april daarom Verzendekensdag en Duitsers spreken van Aprilschicken.
Edo van Tetterode bij de onthulling in 1970 van een levensgrote 'replica' van zijn Paaseilandbeeld in de duinen van Zandvoort. www.deondernemer.nl
De massamedia hebben het gebruik voor alle volwassenen weer actueel gemaakt door nepnieuws te gaan verspreiden, waarbij niet in het ootje nemen maar een poets bakken het oogmerk is, soms zelfs een regelrechte loer draaien. De BBC zette in 1957 de toon met een reportage over de jaarlijkse oogst van spaghetti in een Zwitserse boomgaard, wat veel kijkers onmiddellijk voor waar aannamen ('zien is geloven'). Sindsdien wedijveren vooral kranten in onzinberichten, die anders dan bij het originele 1 april vaak van te voren worden aangekondigd om mensen er makkelijker in te laten tuinen.
De bekendste Nederlandse gangmaker in deze was beeldhouwer Edo van Tetterode, die in 1962 op het strand van Zandvoort een door hemzelf vervaardigd beeld van de Paaseilanden liet aanspoelen, waar journalisten uit de hele wereld op afkwamen. Van Tetterode zou tot aan zijn dood in 1996 met het 1 April Genootschap ieder jaar de Prix de Joke uitkeren, een kleine replica van zijn Paaseilandenbeeld Loeres. De exclusiviteit van 1 April is overigens inmiddels flink verminderd dankzij verborgen cameraprogramma's als Poets en Bananasplit. En sinds internet bestaat is nepnieuws bijna aan de orde van de dag; men spreekt dan naar het Engels van een hoax, wat op hocuspocus teruggaat.
Liefdadigheidsfolklore
Liefdadigheid richtte zich vroeger op gebrekkigen, wezen, bedelaars en ouden van dagen in de eigen omgeving; acties ten behoeve van de Derde Wereld zijn pas in de tweede helft van de twintigste eeuw in zwang gekomen. Van de oude liefdadigheid, die door de welvaartsstijging, sociale voorzieningen en het beurzenstelsel grotendeels overbodig is geworden, bestaan nog honderden overblijfselen die het gevolg zijn van eenmaal vastgelegde beschikkingen. De meeste ervan functioneren in beslotenheid, maar in het Groningse Faan wordt jaarlijks een ton haringen onder het publiek uitgereikt. Dat is begonnen in 1476, toen een zekere Menzo Fockema aan het Geertruidsgasthuis in Groningen zestien grazen land vermaakte, onder beding dat tijdens elke vasten de armen van Faan een haring zouden krijgen. De vasten werd door de Hervorming afgeschaft, de armen zijn inmiddels verdwenen en het dorpje Faan ressorteert nu onder Niekerk, maar de voogdij van het Groninger gasthuis vervult (op of omstreeks 10 april) nog steeds haar plichten, waarvoor genoeg belangstellenden beschikbaar zijn.
Bij Hengelo-Zelhem in de Achterhoek vindt op Hemelvaartsdag een traditionele brooduitdeling plaats. Op die dag brachten boeren die het privilege hadden op bepaalde markegronden plaggen te steken als tegenprestatie grote roggebroden naar de boerderij De Muldersfluit. Voordat die broden onder de armen werden verdeeld, werden ze gewogen, waarbij de eigenaar van het zwaarste brood (er zijn gewichten van zestig kilo gemeld) twee flessen wijn won. Van dit gebruik is al in 1559 melding gemaakt en het is blijven bestaan toen in 1834 de desbetreffende marke werd ontbonden. Inmiddels biedt een organisatiecomité toeristen handzame broodjes te koop aan, waarvan de opbrengst ten goede komt aan de kerken; en is de attractiviteit van het geheel vergroot met vendelzwaaien en volksdansen.
Ook bij het krombroodjesrapen in Sittard speelt brood een rol. Op halfvasten worden vanaf de Kollenberg enkele duizenden halvemaanvormige witte broodjes naar beneden gegooid, die geraapt worden door aanstormende kinderen. De wonderbare broodvermenigvuldiging is op die dag het onderwerp van de preek. Wanneer het gebruik van start is gegaan, is onbekend, maar in 1891 beweerde de eerste schriftelijke getuige dat kinderen al meer dan een eeuw broodjes zochten in de Sittardse tuinen en op de Kollenberg. De huidige spectaculaire vormgeving stamt uit 1923 toen een Commissie van Drie zich over het op dat moment tanende gebruik ontfermde.
Boerenfolklore
De landbouwmechanisatie heeft binnen enkele decennia aan een ongelooflijk rijke boerencultuur een eind gemaakt. De oogstfeesten vormden daarvan het hoogtepunt. Voor een oogst trok de hele buurt in optocht naar de akkers, soms met versierde wagens en in speciale kledij, zoals in Twente de witte Sint-Japiksdracht, genoemd naar de heilige wier naamdag, 25 juli, met het begin van de oogsttijd samenvalt. Onder het zingen van oogstliedjes (De wumpel de strumpel de kanne met bier, Die hebben we hier op ons plezier - Noord-Holland) toog men aan het werk. De laatste schoof werd met zorg binnengehaald. Zij werd versierd met linten en bloemen en hier en daar gebonden in de vorm van een pop, het Olde Wief. Ook plantte men wel een tak op het laatste koren of hooi.
Bij het koolzaadoogsten in Groningen verstopte zich weer een jongen in het gewas: de 'koolhaas', die met een zeil vol stro moest worden opgebracht. Elders gebruikte men juist een koolhaas van stro of werd het koolzaad met een pijp en kroon uitgedost. Was de oogst binnen en droog genoeg, dan kon het dorsen beginnen (Het klitst en klatst, het gaat vanavond te gast - Friesland). En de laatste slag met z'n allen tegelijk.
In het Verenigd Koninkrijk is het Harvest Festival in stand gebleven, tijdens de herfstequinox op 22 of 23 september. In de Verenigde Staten is dat Thanksgiving op de vierde donderdag in november geworden. Joden hebben hun Wekenfeest en Duitsers hun Oktoberfeste. In Nederland worden oogstfeesten alleen nog nagespeeld in folkloristisch verband. Zo houdt men sinds 1946 in Berg aan de Maas jaarlijks een oogstdankfeest, sinds 1951 in Raalte het 'Stöppelhaene', sinds 1952 in Bolsward de Heamieldagen (hooimaaldagen) en sinds 1958 in Bocholtz de 'Hoakebuuet'. In 1982 is de Vlegeldag in Bennekom er nog bijgekomen, waarop het Nederlands kampioenschap handdorsen wordt gehouden - met aan het eind een wedstrijd in wie het langs aan een vlegel kan hangen, wat de jaarlijkse vlegelkoning oplevert. Dat is het zo'n beetje, al neemt sinds de milleniumwende het aantal lokale feesten iets toe. Waarschijnlijk kunnen we in het ontbreken van een landelijke viering andermaal de burgerlijke basis van de Nederlandse natie ontwaren: boeren werden beschouwd als buitenlui en konden niet tot een algehele Thanksgiving inspireren. Wel kennen protestants-orthodoxe kerken een Bid- en Dankdag voor Gewas en Arbeid, en heeft de katholieke kerk onlangs de Quatertemperdagen in ere hersteld.
Folkloristische groepen hebben zich eveneens ontfermd over de traditionele boerenbruiloften, compleet met onderhandelingen over de uitzet, de opeising van de bruid en de luidruchtige begeleiding van het bruidspaar naar de bedstee. Onder andere in Markelo, Aalten, Joure en Emmen zijn dergelijke bruiloften te aanschouwen. Folkloristische dansgroepen, die zich onder meer over de Driekusman ontfermen, hebben het daarentegen zwaar. Volgens de volkskundige Ineke Strouken bestaat er in het buitenland meer belangstelling voor het Nederlandse erfgoed op dit vlak dan hier. En die belangstelling zal ook al niet overweldigend zijn. Het is typisch dat als het om oude zang en dans gaat, Nederlanders wel graag uit andere landen importeren, zie de Shanty-zangers, de tango-danslessen en wat dies meer zij, alsof traditionalisme een kosmopolitisch tintje vergt.
Oude boerengebruiken rond het paard zijn niet bij folkloristen terechtgekomen, maar bij de maneges, die vijftig jaar geleden nog zeldzaam waren en nu in elk dorp zijn doorgedrongen, evenals de sauna en beautyshop. Maar paarden in een wei zijn over het algemeen een teken van verdwijnende landbouw, zeker als er op naastgelegen akkers maïs voor hen wordt geteeld. Op het voormalige Zeeuwse eiland Schouwen beoefenen ruiterverenigingen nog het Strarijden. Vroeger reden elk jaar in de vastentijd boerenjongens uit Haamstede, Burgh en Westenschouwen met hun paarden naar het strand ('strao') om na een lange stalperiode hun sokken te laten schoonspoelen, nu gebeurt dat voor de lol.
De opkomst van maneges heeft ook de belangstelling voor de Hubertusjacht op Engelse leest gewekt. Hubertus is de patroon van de jagers: als ongelovige ging hij op Goede Vrijdag op jacht, maar hij kwam een hert met een lichtend kruis tussen het gewei tegen en bekeerde zich. Onder andere in Udenhout, Havelte, Gulpen en de Wouwse Plantage houdt men op of rond 3 november zo'n jacht. In de laatste twee plaatsen worden dan ook krentenbroodjes, 'hubkes', in de kerk gewijd en onder de deelnemers uitgedeeld.
Als om dit tekort aan boerenfolklore op te vullen is misschien Halloween sinds kort een bescheiden succes geworden. Een boerenherkomst heeft dit feest weliswaar niet, maar de omgangsvormen doen er wel aan denken. All Hallows' evening op 31 oktober is het Angelsaksische restant van het aansluitende katholieke Allerheiligen en Allerzielen, die protestanten voor zichzelf afschaften en vervingen door Reformatiedag op 1 november. Magie en horror, waarmee kwade geesten moeten worden verdreven, spelen van oudsher de hoofdrol. In Amerika kreeg het feest zijn definitieve vorm met de verlichte pompoenen en het 'trick or treat' ('kattenkwaad of een gift') waarmee verklede kinderen langs de deuren trekken. Halloween raakte in Nederland in de jaren tachtig bekend door bioscoophits als Nightmare on Elmstreet en Halloween ('let me scàààre you'). Sindsdien worden in scholen, buurthuizen, discotheken en studentenverenigingen steeds vaker besloten Halloween-parties georganiseerd, tot in de voormalige hippietempel De Melkweg toe. Ook het Halloween-lopen is hier reeds gesignaleerd, zij het vooralsnog onder Amerikaanse expats. Het lijkt erop dat de suikerzoete Valentijnsdag definitief een enge tegenhanger heeft gekregen. Ideologische moorden ten onzent en de IS-onthoofdingen in het Midden-Oosten, waaraan zelfs Nederlandse jongeren meedoen, hebben het werkelijkheidsgehalte ervan ook wel beduidend verhoogd.
Sportfolklore
Tot in de negentiende eeuw werd in heel Holland het ringrijden beoefend, een vreedzame boerenversie van het ridderlijke ringsteken, waarbij ruiters op ongezadelde paarden en in galop een ring van een draad met een lans moeten afsteken. Alleen op Walcheren heeft dit gebruik zich gehandhaafd, mogelijk vanwege de speciale belangstelling die de Oranjes ervoor aan de dag hebben gelegd. Al in 1786 schonk stadhouder Willem V twee gouden medailles aan de winnaars in Domburg en koningin Wilhelmina stelde in 1913 een wisselbeker aan de gemeente Middelburg beschikbaar, waar nog steeds om wordt gestreden. In de jaren daarna nam vanwege de landbouwmechanisatie het aantal boerenpaarden (en boerenknechten) drastisch af, maar de Zeeuwse Ringrijders Vereniging, in 1950 opgericht, liet uiteindelijk ook burgerpaarden en -ruiters toe, die nu de helft van het bestand uitmaken. Op Pinksterdrie in tal van dorpen en tijdens de augustuskermis in Middelburg worden door ongeveer zeshonderd deelnemers uitgebreide competities afgewerkt, compleet met het kenmerkende indianengejoel en de winnaars die na afloop de lucht ingaan. Ringrijden is een sport geworden. De deelnemers zijn niet meer in streekdracht maar in tenue gestoken: een witte broek en wit overhemd, met om de rechterschouder een Oranjesjerp als eerbetoon aan het koningshuis.
Overigens mag het ringrijden niet verward worden met ringsteken voor paartjes. Bij dat laatste zitten paartjes in een sjees en steekt de vrouw met een dunne stok naar een ring in een beweegbare hand. In tegenstelling tot het ringrijden is ringsteken, dat nog in Friesland en op Zuid-Beveland wordt beoefend, een museaal gebeuren.
Klootschieten was in de zeventiende eeuw landelijk bekend, maar is sinds de negentiende eeuw 'typisch' Twents en Achterhoeks. Wellicht is het in het westen door de verpreutsing in onbruik geraakt, want het is pas sinds kort dat het woord klootschieten onder westerlingen geen gegrinnik veroorzaakt. Bij het spel moet een houten, met lood verzwaard balletje, de kloot, in zo weinig mogelijk beurten over een parcours van honderden meters worden geworpen. Dit 'schieten' mag onderarms of met een slingerbeweging. De hei is een geliefkoosd speelterrein, maar binnenwegen zijn ook goed. Klootschieten zou in een volkomen stilte kunnen worden bedreven, maar de geschreeuwde aanwijzingen van de supporters zijn legendarisch. De populariteit van klootschieten neemt toe sinds in 1977 de Nederlandse Klootschieters Bond is ontstaan. Deze Bond, die ruim tweeduizend leden telt, organiseert een 'landelijke' competitie en is op zijn beurt aangesloten bij de International Ball Play Organisation, want het klootschieten wordt ook, en zelfs op vrij grote schaal, beoefend in Ierland en Duitsland.
Eind achttiende eeuw telde Amsterdam 212 kolfbanen, die werden beheerd door herbergiers. Kolven was even geliefd als voetballen nu, maar werd verdrongen door het biljarten, waarvan het trouwens iets weg heeft. Het wordt gespeeld op een baan van 17,52 meter lang en 5 meter breed en de bedoeling is een gummibal met een stick, de kliek, via de zijkant naar genummerde vakken achter in de baan te spelen, nadat men eerst twee keer de scheefstaande achterpaal heeft geraakt. Om het spel voor de ondergang te behoeden werd in 1885 de Nederlandsche Kolf Bond opgericht. Momenteel telt Nederland nog vijfhonderd actieve kolvers en zestien officiële kolfbanen: één in Utrecht en de rest in Noord-Holland, boven het IJ.
Beugelen, uit: Nederlandsche kleederdragten en gebruiken van Bing & Braet von Ueberfeldt, 1857. (UB Amsterdam)
Beugelen, in de Middeleeuwen geliefd in heel Nederland, zowel bij mannen als bij vrouwen, wordt nog beoefend in het midden en noorden van Limburg. Bij het spel moet men op een baan van ongeveer tien bij zes meter een zware bal met een slaghout door een beugel slaan, die voor een kwart in de grond is bevestigd. Een bal van de tegenstander die in de goot wordt gedreven, levert voordeel op. De redding van het spel is verzorgd door de Limburgse Beugelbond, die teruggaat tot 1935.
Kaatsen tijdens de 'PC' 1996 in Franeker, het oudste sportevenement van Nederland. (ANP)
Kaatsen is de beroemdste regionale sport, maar ook daarvoor geldt dat het ooit een veel ruimer verspreidingsgebied heeft gehad: heel West-Europa. De Romeinen speelden het al, in Noord-Frankrijk en België wordt het nog steeds gespeeld als 'jeu de pelote', en in Engeland is lawntennis eruit ontwikkeld. Twee partijen van drie spelers staan op een veld van ongeveer 62 bij 30 meter en drijven met de vlakke hand een kleine leren bal over en weer, althans als het goed gaat. Voor als het niet goed gaat zijn er ettelijke regels, die voor een buitenstaander nauwelijks te volgen zijn. 'Kaats' is als de bal in een bepaald gedeelte terechtkomt; iemand anders mag dan de opslag doen. Maar 'kaats' heten ook de blokjes die de plaats markeren waar een bal is geëindigd. Het spel is de eerste georganiseerde sport in Nederland geweest: al in 1853 werd in Franeker een officiële wedstrijd belegd en in 1897 werd de Koninklijke Nederlandse Kaatsbond gevormd. De Bond telt momenteel 11.000 leden en ruim honderd verenigingen, waarvan de meerderheid in het noorden en westen van Friesland zetelt. Kaatsen is een stadssport; men doet het nog vaak op pleinen, zoals in de tijd dat er geen sportvelden bestonden. Duizenden toeschouwers zijn in Franeker, de onbetwiste hoofdstad van het kaatsen, als de Bond met Pinksteren en de Permanente Commissie in augustus op het Sjûkelân hun dagwedstrijden houden.
Nationale Fierljep Manifestatie in juli 2000 in Workum, 150 deelnemers uit binnen- en buitenland. (ANP)
Fierljeppen is als sport een recent verschijnsel. Boeren en eierenzoekers plachten in de waterrijke streken van Noordwest-Europa al sinds mensenheugenis hun weg te bekorten met een polsstok, maar in wedstrijdverband werd zelden gesprongen. It Frysk Ljeppersboun dateert uit 1957. In de zomermaanden begon deze bond in de eigen provincie wedstrijden uit te schrijven, waarin zij spoedig gezelschap kreeg van de Hollandse Polsstok Bond, die zich tot Utrecht en Zuid-Holland bepalen. De herhaaldelijk voorkomende slapstick bij het polsstokvér, zoals Hollanders zeggen, bleek uiterst televisiegeniek te zijn, waardoor de bekendheid snel toenam. Inmiddels halen goede springers met aluminiumstokken en een steeds verbeterende klimtechniek al bijna achttien meter en kandideert de sport voor de Olympische Spelen.
Skûtjessilen 2000, voor het strand van Stavoren. (ANP)
Skûtsjesilen is eveneens een naoorlogs fenomeen. Skûtsjes dreigden al in de negentiende eeuw het slachtoffer van de vooruitgang te worden. Door over te stappen van hout op staal en steeds grotere schepen te bouwen kon de zeilvrachtvaart in de eerste decennia van de twintigste eeuw nog een bloeiperiode beleven, maar daarna was het voorbij. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd echter menig skûtsje weer vaarklaar gemaakt, vanwege de brandstofschaarste, en nadien werd onmiddellijk een Sintrale Kommisje Skûtsjesilen geformeerd om een nieuwe traditie in het leven te roepen. Tijdens twee weken in de bouwvak werken nu in en bij Friesland in totaal veertien skûtsjes een serie van elf wedstrijden af, die eindigt in Sneek. Schippers en schepen zijn door de televisie bekend geworden; het evenement wordt vanaf de wal door tienduizenden mensen gevolgd. Het succes van het skûtsjesilen inspireerde overigens ook andere historische watersportverenigingen, zodat het admiraalzeilen weer in ere is hersteld en in diverse wateren klippers, tjalken, botters en Staverse jollen jaarlijks een spiegel houden. Sail Amsterdam, om de twee jaar, is een vrucht van dezelfde ontwikkeling, maar is met 2,5 miljoen bezoekers in 2000 een festijn geworden, dat vroeger alleen al om logistieke redenen niet mogelijk was.
Historische folklore
In het rampjaar 1672 werd de Republiek door vier landen (Frankrijk, Engeland, Keulen en Munster) aangevallen, waardoor het land reddeloos scheen, de regering radeloos en het volk redeloos. Maar op 28 augustus van dat jaar brak de bisschop van Munster, Bommen Berend, zijn beleg op de stad Groningen op en trok zich met zijn troepen terug. Dit was de eerste belangrijke overwinning van de Republiek in dat jaar. Afgezien van een minder chauvinistische periode tussen 1795 en 1838 (en uiteraard tijdens de Duitse bezetting) is dit feit steeds grootscheeps gevierd. Het huidige feestprogramma bestaat uit een concours hippique, een kermis met vuurwerk en een rijtocht door de stad van de Commissaris van de Koningin, de burgemeester en het bestuur van de Vereniging voor Volksvermaken, die sinds de negentiende eeuw de organisatie in handen heeft.
Nog ouder is het Leids Ontzet. Op 26 mei 1574 begonnen Spaanse troepen met de blokkade van de stad. Het voedsel raakte op, de pest brak uit; uiteindelijk zou meer dan een derde van de bevolking aan de ontberingen sterven. De katholieke minderheid drong op onderhandelingen aan, maar burgemeester Van der Werf overhandigde zijn zwaard en zei: 'Spijs heb ik niet, doch doodt mij, snijdt mijn lichaam aan stukken en deelt het uit zover het strekken mag'. Toen de nood bijna niet meer te dragen was, kwam het lang verbeide water, dat op bevel van de Prins van Oranje bij Rotterdam in de polder was ingelaten maar door een noordelijke stormwind dagenlang werd opgehouden. Op 3 oktober 1574 sloegen de Spanjaarden voor het water op de vlucht. Watergeuzen konden op platboomde schuiten voedsel naar de stad brengen, waaraan nog menige inwoner zich zou overeten. Ter herinnering aan dit alles vindt jaarlijks een uitdeling van haring en wittebrood plaats, wat het eerst aangedragen voedsel was, en eten echte Leidenaren de befaamde Leidse hutspot, die bestaat uit klapstuk, rode en witte wortels, uien en aardappelen. Het schijnt dat het ontzet al voor de Franse tijd met kerkdiensten werd gevierd, maar de eerste melding over een haring-en-brood uitdeling aan arme mensen, destijds de doelgroep, is uit 1823. Ook de hutspot, die door Spanjaarden in hun kampement zou zijn achtergelaten, doet vermoeden dat het feest pas later zijn vorm heeft gekregen, want aardappelen zijn in Nederland pas in de achttiende eeuw volksvoedsel geworden. In elk geval heeft sinds 1876 de 3 October Vereeniging de regie van het feest in handen.
Een andere herdenking is die in Alkmaar, waar, zoals bekend, op 8 oktober 1573 de victorie begon. Tevoren hadden alle belangrijke steden het onderspit tegen de Spanjaarden gedolven en het zag ernaar uit dat ook Alkmaar zou vallen, want op 21 augustus van dat jaar legde een troepenmacht van zestienduizend man een ring rond de stad. Maar de paar honderd aanwezige Geuzen, onder leiding van Cabeljauw, wisten enkele bestormingen af te slaan; daarna brak er wegens wanbetaling muiterij onder de Spaanse troepen uit en inundatie deed de rest: het beleg werd opgeheven. Deze overwinning werd van meet af aan herdacht, tot ongeveer 1785; in 1860 werd zij weer opgerakeld. Het feest kenmerkt zich tegenwoordig door een programma met meer dan veertig onderdelen, van Victoriewandeltochten tot een Victoriereceptie in het stadhuis.
Alkmaar is de eerste stad die met succes tegen de Spanjaarden en hun landvoogd Alva werd verdedigd, Den Briel is de eerste stad die op hen werd veroverd. Dat gebeurde op 1 april 1572 door de geuzenadmiraal Lumey. Dit feit is onderwerp van enkele eeuwfeesten geweest, maar sinds 1966 wordt de inname jaarlijks nagespeeld, in middeleeuwse kostuums en met Geuzen die de stadspoort rammeien.
Een laatste vorm van historische folklore, of eigenlijk: heringevoerde folklore, betreft de processiereuzen. In Vlaanderen zijn dergelijke reuzen, die meestal op Goliath, Simson en Sint Christoffel zijn geïnspireerd, vanaf de Middeleeuwen populair gebleven, maar in Nederland maakte de Hervorming een eind aan hun bestaan, net als aan de processies trouwens waarin ze figureerden. Volgens de onderzoeker S.J. van der Molen zijn naar oude voorbeelden de eerste reuzen in 1871 in Venlo herrezen, Valias en zijn gade Guntrud, die als grondleggers van de stad worden beschouwd. In 1932 volgden Janneken en Mieke in Tilburg, het jaar daarop de Reuskens van Oisterwijk, in 1949 Jan de Keienstamper in Boxtel. Een van de laatste is de Maastrichtse Gigantius uit 1969. De reuzen worden meestal gedoopt en staan ook ingeschreven bij de burgerlijke stand, wat hen onderscheidt van de carnavalsreuzen, die eendagsvliegen zijn. Bij tijd en wijle draven ze gezamenlijk op tijdens optochten.
Het schutterswezen
Er zijn schuttersgilden en schutterijen. De verdediging van steden was aanvankelijk toevertrouwd aan de ambachtsgilden, die ieder een deel van de stadsmuur moesten bewaken. Geleidelijk groeide de behoefte aan gespecialiseerde en getrainde manschappen en zo ontstonden in de veertiende en vijftiende eeuw de schuttersgilden. Hun taak was de externe en interne vrede en veiligheid te be-schutten en de opdracht daartoe werd verstrekt door feodale heren, aan wie zij in geval van oorlog ter beschikking stonden. Met het oog hierop legden de meeste gilden zich toe op een wapen, zoals hand-, voet- en kruisbogen, pieken en zwaarden; later het 'vuurroer'. Met de komst van de staande legers in de vijftiende en zestiende eeuw verminderde het belang van de gilden; zij werden in het leger geïntegreerd of leefden voort als 'private verenigingen van sport en vermaak', die aan een parochiekerk waren gelieerd.
De schutterijen zijn niet ouder dan 1567. In dat jaar namen zij de politietaken over die de gilden tot dan hadden vervuld. De schutterijen waren onderhorig aan het stadsbestuur en bestonden voornamelijk uit gegoede burgers met een voorliefde voor groepsportretten. Vanaf 1795 ging de eenheidsstaat die Nederland geworden was, zich echter zelf met de ordehandhaving bemoeien. De schutterijen werden omgezet in semi-militaire organisaties, die indien nodig het leger konden bijstaan. Als zodanig zijn zij een keer daadwerkelijk ingezet, tijdens de Tiendaagse Veldtocht in 1831, maar dat was geen succes. Tot hun afschaffing als legeronderdeel in 1901 bleven zij voortdurend onderwerp van spot, al werd hun vaandel nimmer gestreken. In de zeeprovincies (op Noordwijk en Soest na) verdwenen de schuttersgilden al in de zeventiende eeuw, omdat de calvinisten de binding met de kerk die de gilden hadden in een keer verbraken. Ook de schutterijen verloren in die provincies onmiddellijk terrein, toen ze als legeronderdeel waren afgeschaft. In de meer katholieke provincies vond er eveneens een kaalslag plaats, vooral toen tijdens de Franse overheersing veel bezittingen van de gilden werden geconfisqueerd. Toch overleefde daar een flink aantal verenigingen. Brabant telt momenteel 170 van zulke verenigingen, Limburg 120, Gelderland 70 en Overijssel 8, die bij elkaar goed zijn voor ongeveer tienduizend manschappen.
In Brabant, Gelderland en Overijssel overheersen de aloude gilden, in Limburg, dat in zijn huidige vorm pas sinds 1839 bij Nederland hoort, de schutterijen. Zowel de gilden als de schutterijen zijn dikwijls vernoemd naar een heilige met een soldateske achtergrond, zoals Sint Joris, Sint Sebastiaan en Sint Hubertus. Ook beoefenen beide het koningschieten: een houten vogel of een serie blokjes boven op een hoge paal, waarop bij toerbuurt wordt geschoten. Degene die het laatste restje ervan afschiet mag zich een jaarlang koning noemen, en levenslang keizer als hem dat driemaal achtereen lukt. De koning is het ceremoniële hoofd van de gilde of schutterij, hij gaat vergezeld van een door hem uitgekozen koningin en draagt op zijn borst de schutsjuwelen: een zilveren vogel en zilveren wapenschilden van zijn voorgangers. Het koningschieten, waaraan uiteraard een teerdag is verbonden, vindt meestal op Pinkstermaandag plaats; elk jaar dan wel om de twee of drie jaar.
Maar de gilden en de schutterijen tonen ook aanzienlijke verschillen. De gilden hebben hun Bourgondisch-feodale traditie bewaard. De gildenbroeders dragen op de Middeleeuwen geïnspireerde kledij, maken veelal gebruik van pijl en boog en bezitten vaak een nar en een standaardruiter die bij een plechtige inkomst zigzaggend over straat rijdt, terwijl achter hem de trommels roffelen. Een onderdanige vaandelgroet hoort hier bij. Bij koninklijk bezoek wordt in Brabant het vaandel op de grond gelegd, opdat majesteit erover heen kan schrijden, wat verder alleen de schutterskoning mag. Overigens is dit gebruik volgens Alfons Ising pas in 1949, toen koningin Juliana en Prins Bernhard 's-Hertogenbosch officieel bezochten, voor het eerst opgetekend.
De Limburgse schutterijen dragen nog hun militante verleden uit. Hun hiërarchie is in legertermen vervat, de schutters hebben negentiende-eeuwse legeruniformen aan en schieten bij voorkeur met geweren. Bij een intocht worden zij regelmatig voorafgegaan door 'bielemannen', heren met aangeplakte baarden en een bijl in de hand, in wie de militaire historicus de sappeurs herkent die vroeger voor oprukkende legers de weg vrijmaakten. En wanneer de Limburgse schutters een hoogwaardigheidsbekleder groeten, geschiedt dat militairement. Het moderne schutterswezen heeft zijn grootste bloei gekend tijdens de katholieke emancipatie in de tweede helft van de negentiende eeuw. De broedergemeenschappen beschouwden zichzelf als 'de verdedigers bij uitstek van altaar en haard, van God en de Koning' en draafden bij allerlei manifestaties op om hun aanhankelijkheid aan het wereldlijk en kerkelijk gezag te betuigen. Ook in het dagelijks leven hadden zij een enorme betekenis. Niet alleen waren het vaak de enige lekenorganisaties binnen een dorp, ze bezaten geld en grond en boden de leden macht, aanzien en bescherming bij ziekte en dood. Vooral dat laatste was van belang. Van de 23 artikelen die bijvoorbeeld het reglement van het Sint-Annagilde in Westerhoven telde, gingen er zeven over de verplichtingen van de gildenbroeders wanneer een van hen kwam te overlijden. Hier zit dan ook de verklaring waarom het met het schutterswezen een tijd slecht is gegaan: andere instanties namen die bescherming over en er kwamen concurrerende circuits op waarin mensen zich konden profileren. Tientallen gilden en schutterijen hebben hierdoor in de twintigste eeuw alsnog het loodje gelegd.
Maar na de Tweede Wereldoorlog ging het ineens weer opwaarts. Een aangezet nationaliteitsbesef zorgde voor een gunstiger klimaat, maar het definitieve keerpunt werd in 1948 verzorgd door de Brabantse gilden, tijdens de viering van het vijftigjarig jubileum van koningin Wilhelmina in het Olympisch Stadion in Amsterdam. Elke provincie moest daar haar eigen folklore demonstreren en de Brabantse officials kopieerden uit een soort armoede het groepsgewijze vendelzwaaien dat in België was ontstaan. Men kent wellicht het tafereel. Op een veld staan enkele vendeliers opgesteld, die gelijkmatig hun kleurige vlaggen door de lucht bewegen. Dat gebeurt met gymnastische toeren, het acrobatiek vendelen, óf statig: het klassiek vendelen. Bij dat laatste wordt een heel vendelgebed afgewerkt dat gewoonlijk de strijd van Sint Joris met de Draak verbeeldt. Ter illustratie: een vendelier op zijn knieën betekent: 'Mijn God, de vijand heeft mij op mijn knieën gekregen, maar overwonnen heeft hij mij nog niet. Nog is de vlag smetteloos en rein. Maar als Gij mij wilt helpen, help mij dan'. En God helpt, en van vreugde geven de vendeliers een staaltje acrobatiek vendelen weg.
Na deze glorieuze presentatie werd in heel Brabant en ook in Gelderland het vendelzwaaien opgepikt. Slapende gilden ontwaakten. Ook de schutterijen leefden weer op. Er ontstonden overkoepelende organisaties en er kwam een toeloop van jongeren op gang. Oude tradities als het jaarlijkse spiegelgevecht tussen de Geldersen en de Kleefsen op Sint Jan (24 juni) in Huissen en het zevenjaarlijkse openluchtspel van Sint Joris en de draak in Beesel, trokken ineens weer horden toeschouwers. Het Oud-Limburgs Schuttersfeest en het Brabants Landjuweel, die om de paar jaar worden gehouden, weten zelfs tienduizenden bezoekers te lokken. De laatste stand van zaken is dat ook vrouwen zich aanmelden, al staat nog niet elke vereniging daarvoor open. De onderlinge sfeer van zorg en aardigheid bij het schutterswezen lijkt al met al het belangrijkste argument te zijn, naast de ontkerkelijking, waarover de schutters als het ware collectief hun spijt betuigen.